De afgelopen jaren zijn op veel daken zonnepanelen geïnstalleerd, maar naast de goede eigenschappen levert dit ook een risico op. Bij incidenten zoals brand- of stormschade kunnen delen van de PV-installatie in het milieu terecht komen. Denk hierbij aan kleine delen glas (bovenlaag van zonnepanelen), maar ook aan stoffen als kunststof of metaalfolie welke in de collectoren, onderlaag en junction box verwerkt zijn. Deze materialen worden bij incidenten vaak op afstand van de haard aangetroffen, verschillend van enkele meters van de haard tot wel 10 km.
De depositie van deze restanten kan op verschillende manieren schadelijke gevolgen hebben.
Als dergelijke (on)verbrande resten scherpe randen of delen hebben, kunnen ze een gevaar vormen voor mens en dier, bijvoorbeeld inname van kleine deeltjes of snijwonden.
Niet alleen de gasvormige verbrandingsproducten, maar ook (on)verbrande resten die als depositie in de omgeving neerslaan, kunnen gevaarlijke stoffen bevatten. Afhankelijk van de aard en de hoeveelheid gevaarlijke stof kan dat leiden tot vervuiling van de grond, water en gewassen (RIVM, 2007, 2009; Van Asselt et al, 2019).
Bij dergelijke incidenten is het allereerst van belang de aard en omvang van de depositie vakkundig vast te stellen en moet er adequaat gecommuniceerd worden met omwonenden, hulpdiensten en bevoegd gezag. Daarnaast moeten er gecoördineerde opruimacties op touw worden gezet en moet de uiteindelijke eindcontrole van het gebied worden uitgevoerd.
Ingenieursbureau Mol heeft meerdere gecertificeerde Deskundig Inventariseerder Zonnepaneel Incidenten (DIZI) in dienst die zijn opgeleid om deze werkzaamheden conform VOAM onderzoeksprotocol “zonnepaneel incidenten” versie 3.0 d.d. 23 juni 2022 uit te voeren.